dinsdag 5 augustus 2025

dienstmededeling

Morgen vertrek ik op fietsreis. Ik maak dit keer geen dagelijks verslag op Facebook. In september verwerk ik dan mijn notities en ook de foto’s die ik onderweg zal maken. Op de app ‘PolarSteps’ zal ik – summier – enkele digitale sporen achterlaten. Ik heb ook een WhatsApp-groep gecreëerd. Laat maar iets weten als je daar deel van wilt uitmaken.


PS 1. Door een of ander voor mij ondoorgrondelijk technisch probleem kan ik Facebook noch Messenger installeren op mijn smartphone. Ik ben tot eind augustus enkel te bereiken via WhatsApp of via het telefoon- en sms-nummer nul vierhonderdvijfennegentig achtenzeventig eenentachtig achtenveertig. Of via mail: pascal punt cornet at pandora punt be.


PS 2. Ik dacht nog even om mijn fietsreis een ethische vernislaag te geven door fondsen te werven, bijvoorbeeld 1 euro per afgelegde kilometer. Of zoiets. Maar ik doe dat toch maar niet. Niets belet u evenwel om een overschrijving te doen bij Artsen Zonder Grenzen: https://www.msf-azg.be/nl/gaza-uw-steun-blijft-cruciaal of bij Oxfam: https://oxfambelgie.be/oxfam-belgie-start-noodfonds-voor-gaza . Ik zal, zonder tegenslag of een verdwaalde IDF-raket op mijn kop, ongeveer 2500 kilometer afleggen. Als iedereen die deze boodschap leest 20 euro stort, komen we alsnog aan 2500 euro.


7641

Oostende - 250628


maandag 4 augustus 2025

getekend 492

250312


7640

Oostende - 250628


zondag 3 augustus 2025

27 * 56,2 * 25,8 * 139 * 1490,1

Varsenare - Jabbeke - Ettelgem - Oudenburg - Stalhille - Meetkerke



notitie 483 / lijstje 44

overzicht van de meerdaagse fietsreizen die ik maakte (poging tot reconstructie)



1. 1975 Onhaye (Dinant)
Ik fietste als veertienjarige mee met mijn zes jaar oudere broer naar Onhaye. Kamperen te Beaumont. Ik weet niet meer hoe, per fiets of per trein, we zijn teruggekeerd.




2. 1978 België rond

Samen met jeugdvriend Luc C. fietsten we van het ene adres van familielid of kennis naar het andere: Haaltert, Lille, Neeroeteren, Reuland, Onhaye, Charleroi. Het jaartal ben ik zeker omdat ik mij herinner dat ik op een van die etappeplaatsen op tv zag dat Paulus VI was overleden.


3. 1979 Groothertogdom Luxemburg

Met vier vrienden. De bestemming was het Mullerthal. Daar haakten drie van mijn vier reisgenoten af. Ik bleef over met Paul D. We fietsten nog, met overnachting sous la belle étoile te Esch-sur-Sûre, dwars door de Ardennen tot, alweer, Onhaye. Vanuit Dinant per trein huiswaarts.


4. 1980 Arles

Met Stefaan D. en Erwin S. van Welkenraedt tot Luxemburg-stad, daar de trein genomen naar Straatsburg en van daaruit in een dag of acht tot in Arles, waar we een afspraak misten. Huiswaarts gelift met Benoni. Laatste stuk met trein vanaf Reims.


5. 1983 Narbonne-Libourne

Solitaire fietsreis. Aanvankelijk was het mijn bedoeling om vanuit Narbonne helemaal langs de Atlantische kust terug te keren maar ter hoogte van Bordeaux hield ik het voor bekeken. Ei zo na was ik nu wijnboer.


6. 1999 Saint-André-de-Buèges

Samen met Gerd V. en Benoni vanuit Brugge tot in de Hérault. Tien of elf etappes langs vooraf gereserveerde hotels. Ze vielen, tot grote ergernis van mijn reisgenoten, die tussen Auxerre en Nevers de trein namen terwijl ik koppig bleef voortrijden, telkens langer uit dan begroot.


7. 2000 (?) Ergens in de Limousin

Samen met enkele vrienden (Hendrik V., Gerd, Benoni…) vanaf een bepaalde plek (?) tot ergens in de Limousin. Ik herinner mij hier zo goed als niets meer van.


8. 2005 Marseille

Samen met Geert D., Jo D., Guy C. en twee bevoorraders, die wij Jansen en Janssen noemden, van Zomergem naar Marseille in een dag of tien. Dieptepunt: Geerts valpartij op de tweede dag. Hoogtepunt: een vroegochtendlijke rit door de Vercors die ik nooit vergeet en die dus onvergetelijk is.


9. 2011 rondom België (1)

Met Sarah door Zeeland, Noord-Brabant, Nederlands Limburg, de Eifel en het Groothertogdom tot in Aarlen. Het concept was: België rond, maar zonder, behalve de eerste en laatste kilometers, in België te fietsen. Reis afgebroken omdat het te heet werd.


10. 2012 rondom België (2)

Het ontbrekende stuk van ‘rondom België’ (1), maar nu van Brugge door Noord-Frankrijk tot in Aarlen. Ook samen met Sarah.


11. 2014 Frankrijk rond

Een kinderdroom gerealiseerd: ‘tour de France’. 23 dagen alleen op de fiets.

https://pascaldigital.blogspot.com/2014/11/fietsreis-door-een-land-in-verval.html


12. 2016 Stettin

Vanuit Eupen dwars door Duitsland tot in Noord-West-Polen, en terug tot in Schwerin. Daar was ik het, na achttien dagen, beu: de trein op.

https://pascaldigital.blogspot.com/search/label/fietsreis%202016


13. 2019 Graag Praag

Vanuit Aarlen via Straatsburg tot Donaueschingen, en dan stroomafwaarts langs de Donau, die ik in Cham verliet en zo via Pilzen tot Praag. Langs Moldau en Elbe tot Maagdenburg, en vervolgens door Nederland tot in Utrecht, met overnachting bij Jan-Willem L.. Berchem-station was het eindpunt van deze reis.

https://pascaldigital.blogspot.com/search/label/Praag%202019




14. 2020 Lac de Saint-Croix

Ik moest een auto ophalen op een camping vlak bij de Gorges du Verdon. Ik kon kiezen tussen trein en fiets en koos voor de fiets.

https://pascaldigital.blogspot.com/search/label/Midi%202020


15. 2022 rond Parijs

In een dag of tien in een wijde boog rond Parijs. Onder meer: Troyes, Blois, Le Mans. De hitte is op sommige dagen niet te harden. In Adinkerke of all places neem ik de trein.

https://pascaldigital.blogspot.com/2022/08/fietsreis-2022-hitte-in-frankrijk.html


16. 2024 Lolland

Langs de kust van Nederland en door Nederlands en Duits Friesland tot in Denemarken, meer bepaald het eiland Lolland, waarvan de naam mij had gelokt. Na zeventien dagen terug via Genk-station.

https://pascaldigital.blogspot.com/search/label/fietsreis%202024


17. 2025

Ik vertrek op 6 augustus aanstaande.

7639

Sint-Andries, Waggelwater - 250627


zaterdag 2 augustus 2025

getekend 491

250309


driekleur 592

En zo kwam ik door het dorp te rijden met een kop van bemoste stronken en takken op de mand, waarop nog steeds, op de zijkanten, de geelrode borden van Van Nelle zaten, maar die nu nog moeilijk voor reclame konden doorgaan. De mand werd zo vuil dat het vlechtwerk van wilgetenen met modder en molm vol kwam te zitten, zodat het leek of er een paar Guinese biggetjes in huisden. Na een vochtig weekend zaten er eens kleine paddestoeltjes in die in tijd van een dag vijf centimeter groot werden en toen als zwarte vochtige sliertjes neerdropen.

Jan Wolkers, Terug naar Oegstgeest, 143-144


boekverhaal 64

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.


juni 1991

GEBORGENHEID

Tot mijn huwelijk in 1988, of juister, tot 1987, toen ik met de vrouw die inmiddels mijn ex-echtgenote is ging samenwonen, had ik, welbeschouwd, nauwelijks televisie gekeken. Wel wat jeugdfeuilletons toen ik kind was – jaja, kapitein Zeppos en zo – en vaak ook sportuitzendingen (voetbal en wielrennen en op nieuwjaarsdag Garmisch-Partenkirchen), maar over alle mogelijke series waarover mijn leeftijdsgenoten het hadden kon ik vaak niet meepraten. Eens samenwonend en getrouwd kwam daar verandering in: voor het gezellig samen op de bank tv kijken liet ik graag mijn boeken staan. De VPRO was, met Koot en Bie, onze favoriete zender. En daar was het dat ik voor het eerst in mijn leven naar een soort van soap keek: de zesdelige reeks Bij nader inzien. Dat bleek de verfilming te zijn, door Frans Weisz, van een boek van de mij tot dan totaal onbekende J.J. Voskuil.

In dat boek, en dus ook in de televisieserie, gaat het over een groepje studenten in het Nederland van kort na de oorlog: de gesprekken, de onderlinge relaties en de verwikkelingen daarin, de toekomstplannen, de langzame ontnuchtering wanneer het zogenaamde echte leven zich aandient. We kruipen in de huid van Maarten Koning, zonder meer J.J.’s alter ego, en zien hoe hij zijn medepersonages genadeloos portretteert en fileert. Hij zit ze erg dicht op de huid. Het is allemaal nogal benepen.

Op het achterplat van het boek, dat ik me uiteraard na het bekijken van de serie aanschafte (en dat door die serie een tweede leven was beginnen te leiden), staat: ‘Een centrale vraag bij dit alles is: wat betekent vriendschap. Op het eind van het boek blijkt, dat bij nader inzien vriendschap niets te betekenen heeft.’

Ik ben het met die stelling niet eens – al raakt ze een probleem aan dat er wel degelijk is. Maar zo lapidair als de steller van de achterplattekst zou ik dat probleem in elk geval niet oplossen.

Ik las het boek. Helemaal uit, zeg ik erbij want dat is niet evident: het telt liefst 1200 bladzijden. En het is behoorlijk eentonig. Als een boekhouder noteert J.J. Voskuil alle gesprekken en wederwaardigheden die zich in en rond zijn vriendenkring voltrekken. Of hebben voltrokken, moet ik eigenlijk zeggen. Hij doet dat minutieus. Later zal hij deze fly on the wall-techniek met Het Bureau nog eens dunnetjes overdoen. Toen was niet zijn studententijd zijn onderwerp, maar zijn ambtenarenbestaan. Naar verluidt waren, net zoals zijn medestudenten in 1963, niet al zijn collega’s daarvan gediend. De zevendelige romancyclus Het Bureau, goed voor een paar duizend bladzijden, kende veel succes en weerklank, maar staat waarschijnlijk ook, net zoals bij mij, bij velen voor een groot deel ongelezen op de boekenplanken te wachten. (Ik kocht de hele stapel in een opwelling op de boekenmarkt van Damme, voor 30 euro.)

Voskuil moet een van de meest prolifieke auteurs zijn in het Nederlands taalgebied want Van Oorschot moet ondertussen toch ongeveer elke letter die hij in zijn lange leven heeft geschreven hebben gepubliceerd: behalve de vaak zeer lijvige romans ook reisverslagen, wandelverslagen, dagboeken… Ik las nog niet zoveel van dat alles, maar van De moeder van Nicolien was ik in 2014 toch onder de indruk.

Bij nader inzien zal ik evenwel in dit leven niet meer herlezen, denk ik. Ik neem de turf voor het eerst in vele jaren ter hand, blaas het stof eraf en vind er een blaadje in met enkele notities.


je denkt: als ik het van meet af aan had bijgehouden, dan had ik ook zo’n boek willen/kunnen schrijven → daar gaat het net over: wil ↔ werkelijkheid’

ijdelheid v/d auteur’

Op blz 600 (halfweg) is de sympathie die je de eerste 250 pagina’s voor de personages hebt opgevat niet meer krachtig genoeg om alle steriele, objectief weergegeven beweginkjes & zenuwtrekjes erbij te nemen. Dan besef je: dit boek had ½, ¼ zelfs kunnen zijn – & je ergernis is groter dan de nieuwsgierigheid die je mogelijk nog overhoudt naar het lot v/d personages.’

Op den duur begin je sympathie te krijgen voor Paul, & tegen Maarten, & dat kan toch niet de bedoeling zijn v/e boek dat een afrekening beoogt te zijn.’


Beoogde Voskuil dat wel, af te rekenen? Waarschijnlijk niet. Hij koesterde wel degelijk grotere, literaire ambities. Maar hij speelt hoog spel want minstens bestaat de mogelijkheid dat zijn werk als dusdanig wordt geïnterpreteerd, klaarblijkelijk. En dan wordt de tegenstelling ‘wil ↔ werkelijkheid’ toch erg diffuus. Het kan niet anders dan dat Voskuil zich van dit gevaar bewust is. Op bladzijde 913 tref ik, door mij met potlood aangestreept, de volgende passage aan (het personage Henriette spreekt – en de ‘hij’ is Maarten):


‘“Dat betekent dus dat je alles opschrijft. Niet alleen je flinkheden, maar ook je lafheden, oneerlijkheden, behoefte aan geborgenheid, alles, zo vervelend als het is. Als je alles opschrijft blijft er voor de persoonlijkheid meestal maar verdomd weinig over. Dan wordt het zinloos.” Hij bleef haar aankijken.
Ze zweeg.
Daar ben je het niet mee eens,” veronderstelde hij sarcastisch.
Ze knikte. “Liever wat minder risico’s.”
Als het je eigen risico’s niet zijn wel,” zei hij.’


Ik denk dat die ‘behoefte aan geborgenheid’ voor Maarten (J.J.) erg belangrijk was.

Het is, overigens, in Bij nader inzien dat de personages de dingen ofwel ‘verdomd rot’ ofwel ‘verdomd mieters’ vinden. Ik herken dat manicheïsme wel, van in mijn eigen, inmiddels grotendeels ter ziele gegane, vriendenkring uit mijn jonge jaren. Maar wij gebruikten andere adjectieven.


J.J. Voskuil, Bij nader inzien, 1963



7638


Brugge, Bloedput, vanaf de Buffelbrug - 250623


vrijdag 1 augustus 2025

7637

Huise - 250412


donderdag 31 juli 2025

getekend 490

250214


notitie 482

DOOIE MUS


Vorige week kwam Vlaams minister van Media Cieltje Van Achter (van de N-VA, dezelfde partij die ook de raad van beheer van de VRT dirigeert) heel fier vertellen dat ze een vraag van VRT-CEO Delaplace om de programma’s te mogen onderbreken voor reclame had afgeblokt. Fier als een gieter. Zoals ze in mijn ogen ook afging. Want f*ck zeg, we moeten niet blij zijn met het feit dat er geen reclame-onderbrekingen komen. Dat is een dooie mus. Ik zal pas blij zijn wanneer de reclame op de openbare radio en tv effenaf wordt afgeschaft. Geëlimineerd. Uitgeschakeld. Verboden.

Want eerlijk gezegd: hoe komen ze erbij, om het zelfs maar te vrágen om programma’s te mogen onderbreken voor reclameboodschappen? Ja, zoals op de commerciële tv.

Kijk. Ik vraag bij dezen: Steve, kom terug. Ik weet dat je dood bent, maar kom toch maar terug. Je kunt het nog goedmaken. Want, Steve, je had dat kijk- en luistergeld nooit mogen afschaffen. Ik vraag je om terug te komen om die beslissing ongedaan te maken. Ja, je hoort het goed: om het kijk- en luistergeld terug in te voeren.

Want, beste luisteraars en kijkers van VRT, zeg eens eerlijk: zou u er geen 10 of 20 euro per jaar voor over hebben om naar een reclamevrije VRT te luisteren en te kijken? Zonder al die ergerlijke commercials voor Gamma, Impermo, Immoscoop, Delhaize? Die om de haverklap worden herhaald? Tot op een punt dat in de piekuren tot 10 procent of meer van de tijd erdoor wordt ingenomen: voor en na het nieuws, het weerbericht, de verkeersinformatie, en dan ook nog eens gewoon tussendoor, en stoemelings. U ergert zich daar toch ook aan?

Let wel, mijn ergernis, mijn kwaadheid, mijn woede wordt niet, of niet uitsluitend, ingegeven door esthetische motieven. Ik ben niet te beroerd om toe te geven dat een reclameboodschap soms goed gemaakt is, origineel, mooi zelfs, of gewoon grappig. Wij maken uw keuken in Belgie. Dat was toch hilarisch? Daar gaat het mij niet, of niet uitsluitend om. Ik ben geërgerd, kwaad, woedend zelfs omdat ik me machteloos voel. Reclame op de VRT is in dat opzicht – en ik weet het, de vergelijking is politiek niet correct maar ik maak ze toch om retorische redenen – vergelijkbaar met de genocide in Gaza. Iedereen weet dat het totaal fout is, maar niemand kan er iets aan doen. Niemand wil het, en toch gebeurt het.

Hoeveel keer hebt u al het radionieuws gemist omdat u vlak voor het uur het toestel afzette om de reclame te vermijden? Hoeveel uren zat die oorwurm van tegels-natuursteen-parket-Impermo al in uw oor te knagen? Hoeveel keer al vond u het gênant dat een interessant interview moest worden afgebroken omdat de reclame er zat aan te komen? Hoeveel keer al hebt u zich vernederd gevoeld omdat u geïnstrumentaliseerd, geobjectiveerd, vervreemd wordt door die reclamemakers die eropuit zijn om u in uw meest basale drijfveren te treffen? Hoeveel keer al hebt u zich kwaad gemaakt om het vaak stuitend gebrek aan ethisch besef bij de adverteerders (en dus ook bij de verkopers van openbare ruimte en openbare tijd, in casu de VRT), bijvoorbeeld wanneer ze cruisereizen aanprijzen of een alweer grotere en bredere SUV? En dat nog los van het feit dat reclame per definitie leugenachtig is en mee aan de basis ligt van wat wij nu ‘de crisis van de waarheid’ noemen.

Reclame is er en ze blijft bestaan niet omdat wij dat leuk vinden maar omdat niemand er iets tegen vermag. Reclame is een uiting van het totalitaire bestel waarin we zijn terechtgekomen en waarin niemand nog weet waar de uitgang zich bevindt.

Steve Stevaert heeft, uiteraard uit populistische overwegingen, indertijd het kijk- en luistergeld afgeschaft. Mede daardoor, en uiteraard door de absurde besparingen die daarna zijn gevolgd, is de openbare omroep armlastig geworden. Reclame is maar één mogelijkheid om het gat op te vullen. Maar er zijn andere mogelijkheden. Als er op mijn solidaire bijdrage zou worden gerekend om een reclamevrije openbare omroep opnieuw mogelijk te maken, dan zal ik daar met heel veel plezier gevolg aan geven.

En kom nu niet af met het argument ‘er staat een knop op je tv’. Ik heb het niet over commerciële zenders, die mogen voor mijn part uitsluitend reclame uitzenden. (Wat ze eigenlijk al bijna doen: de programma’s lijken er vooral te worden gemaakt om de reclameblokken met elkaar te verbinden.) Neen, dit is een ideologische discussie. Dit gaat over openbare dienstverlening. Dit gaat over een overheid die, volgens mij dan toch, als belangrijke taak heeft om haar burgers tegen de commercie af te schermen in plaats van zich erdoor te laten inpalmen.

Dus, Cieltje, neem uw taak echt ter harte en wees niet blij met een dooie mus. Tenzij uw partij niet echt in overheid en op solidariteit gebaseerde openbare dienstverlening geïnteresseerd is. Dat zou kunnen.


7636

Brussel - 250615


woensdag 30 juli 2025

getekend 489

250212


pauwenveren 61

Ze zouden zijn messing ring belachelijk hebben gevonden, zijn krulletjes frivool, ze zouden de pauweveren en het fluweel waarmee zijn werkkamer was ingericht, gewantrouwd hebben.

Natalia Ginzburg, Mensen om mee te praten, 134-135


240125




pauwenveren 60

Het deed me aan een gedicht denken en plotseling had ik het visioen van een metaalblauwe pauwennek: onder de stapel verbrijzelde stenen was een pauw begraven, die misschien nog leefde, misschien verwachtte dat ik hem zou bevrijden, hem naar buiten zou trekken vanonder de olieflessen en compotepotten, hem over zijn tere vleugels zou aaien, met mijn vingertopjes zijn roze oogleden zou betasten die omhoogkwamen om zijn ogen te bedekken, zou zien hoe hij ineens zijn fantastische staart uitspreidde, zodat deze in driehoeken van gesmolten goud op de vloertegels opgloeide en de kleurige ogen van de verenpracht in de halfschaduw versmolten.

Mircea Cărtărescu, Solenoïde, 693


230821


pauwenveren 59

De schepping toont zich in haar pauwenveren en ik maar niet begrijpen waarom dit zo meteen allemaal weer moet afsterven…

Wim Kayzer, De waarnemer, 279


230709

driekleur 591

Op de zijkanten van de mand zaten rood en geel geëmailleerde reclameborden waarop stond: VAN NELLE – VOOR KOFFIE EN THEE. Hoe oud die jongen was weet ik niet, want zodra ik aan hem denk zit ik klein en nietig voor hem in de mand en lijkt hij ontstellend machtig en volwassen. Hij had een groot rood hoofd met donkere brutale ogen en zwart haar dat in stekels alle kanten opstond.

Jan Wolkers, Terug naar Oegstgeest, 44



LVO 258

fragment uit Het maaiveld


Ik verbaas me nu over de vroege aanwezigheid in mijn lijst van een schrijver als Samuel Beckett. Een boek als Molloy, dat is toch geen eenvoudige kost voor een min-achttienjarige. Molloy bevat, als ik het mij zo nog enigszins voor de geest kan halen, het relaas van een einde- en richtingloze tocht door een diep en duister woud. De personages zijn beckettiaans vervreemd, het is niet duidelijk wat hun beweegredenen zijn en waar het allemaal op zal uitdraaien. Het is met andere woorden een verhaal zoals het leven zelf. Beckett fascineerde me. Ik begreep er nagenoeg niets van, maar ik denk dat hij het is die mij definitief van het verhaal heeft losgeweekt, die mij duidelijk maakte dat literatuur nog veel meer in petto heeft. En Samuel Beckett had natuurlijk een fantastische kop, dat droeg ook bij tot de bewondering die ik destijds voor hem opvatte (maar die niet duurzaam is gebleken).

Een naam die ik daar ook zie prijken, in het spoor van Samuel Beckett, was die van Claude van de Berge. Ik ontwikkelde in mijn eerste jaren als lezer blijkbaar een voorkeur voor dat soort van uitgepuurd minimalisme. Die voorkeur was in hoge mate snobistisch, maar anderzijds getuigde hij toch ook van enkele kwaliteiten. Ten eerste van de discipline die ik klaarblijkelijk aan de dag legde om dergelijke teksten überhaupt gelezen te krijgen. Ten tweede van een soort gesublimeerde behoefte aan poëzie die de poëzie zelf mij niet vermocht te schenken: ik ben nooit een poëzielezer geworden. Ten derde legden deze in hoge mate beschouwende teksten – Claude van de Berge wordt de schrijver van de leegte genoemd, van het wit, van de IJslandse wildernis, van de bewegingloos verglijdende tijd, enzovoort – in mij de humus waarin niet zo heel veel later, toen duidelijk was geworden dat ik met mijn gelimiteerde talent in de beeldende kunsten niets te zoeken had, mijn belangstelling voor filosofie wortel zou schieten.

7635

Brussel - 250615


dinsdag 29 juli 2025

getekend 488



7634

Brussel - 250615


maandag 28 juli 2025

7633

250614


zondag 27 juli 2025

LVO 257

fragment uit Het maaiveld


Op mijn lectuurlijst zie ik in de eerste drie jaren een geleidelijke overgang naar serieuzere, ambitieuzere literaire keuzes. Het gaat van Simmel, Shute, Tolkien, Bomans en, voor de school, Ruyslinck, Vandeloo en Camus, stilaan over naar Arends, Simone de Beauvoir en zelfs Beckett en Böll.

Tot mijn verbazing zie ik dat ik al in december 1979 Biljarten om half tien las en daar ook een hoge score aan toekende. Ja, ik gaf de boeken die ik volledig uitlas een quotering. En dat doe ik nog altijd. Nu is het gemakkelijk, ook voor mezelf, om over dat toekennen van punten meewarig te doen, of om het belachelijk te vinden. En dat is het natuurlijk ook; het opstellen van rangordes en het houden van wedstrijden is in de kunst een hachelijke, heikele en vaak ronduit absurde onderneming. Maar ik ben het toch blijven doen, tot op vandaag. Het is handig, al was het maar om in die lijst de boeken die er voor mij toe doen gemakkelijker terug te vinden. Dit beoordelen van gelezen boeken was trouwens een voorafspiegeling van wat ik veel later een tijd om den brode zou doen: recenseren. Ik heb mij altijd een oordeel gevormd over boeken, een geargumenteerd oordeel liefst, een oordeel dat dus geen vooroordeel is – en ik zal dat blijven doen. Om de heel eenvoudige reden dat volgens mij het – eventueel al schrijvend – nadenken over wat je gelezen hebt minstens evenzeer deel uitmaakt van een lectuur als het lezen zelf.

Even ingrijpend voor mijn vorming als lezer was de – verplichte – lectuur en analyse van La Modification van Michel Butor in het vijfde jaar van het middelbaar. Deze experimentele roman leende zich bijzonder goed tot een bespreking. Er gebeurde niet veel in – een man reist per trein van Parijs naar Rome en terug – maar de complexe compilatie van flashbacks en flashforwards kon zeer aanschouwelijk worden uitgezet op een tijdlijn. Ik ging volledig in dit spel op. Het was de eerste keer dat literatuur voor mij méér was dan enkel een verhaal: ik leerde dat structuur minstens zo belangrijk is, of juister, dat het in serieuze literatuur eigenlijk draait om het samenspel van vorm en inhoud, van het verhaal en de manier waarop het verhaal wordt verteld. Een lineaire vertelling is maar een van de mogelijkheden. De strakke tijdruimtelijke bepalingen in Butors boek openden een oneindig veld.




7632

250614


zaterdag 26 juli 2025

LVO 256

fragment uit Het maaiveld


Een boek dat ook opdook tijdens die eerste leesjaren, was In de ban van de ring. Daar kon je in die tijd niet omheen. Op mijn leeslijst zie ik dat ik deel I in juni 1976 uitlas, tussen Erik van Godfried Bomans en Daar is een mens verdronken van Ernest Claes in, maar ook dat ik, tussen Kobeke van Claes en Pallieter van Felix Timmermans, in augustus mijn lectuur van het tweede deel niet tot een goed einde bracht. Een jaar later lukte het wel: dan las ik, een halve zomer lang, de drie delen achter elkaar volledig uit. Ik leefde mee met de personages – Frodo, Sam, Gandalf en al die anderen – en ik beeldde me de extreme landschappen in waarin ze reisden en de strijd met Het Kwaad aangingen. Om het overzicht te bewaren, tekende ik ijverig de kaart over die in het boek stond afgedrukt. Dat alles kon niet verhinderen dat ik voor het derde deel opnieuw mijn best moest doen. Heel die verzonnen wereld begon me tegen te staan en intuïtief moet ik toen al hebben aangevoeld dat Tolkiens simplistische manicheïsme een te schematische voorstelling van zaken was.

Vreemd, maar meer dan door De ring, waarin behalve trollen en monsters toch ook mensen of minstens mensachtigen meespelen, voelde ik me aangesproken door Waterschapsheuvel van Richard Adams, hoewel dat een konijnenepos is. Het zijn weliswaar konijnen die kunnen denken en praten en voelen, maar desalniettemin: het zijn konijnen. Waarin je op den duur toch mensen herkent – gelukkig maar want wie zou zich kunnen aangesproken voelen door zo’n dik boek over konijnen die echt niets anders dan konijnen zijn?

Ik zou wel eens willen weten hoe het komt dat sprookjes, fantasy, horror, sciencefiction en dergelijke van mij afglijden als water van een eend... Hoe komt het dat het bij de ene wel beantwoordt aan wat je een algemeen-menselijke behoefte aan fictie zou kunnen noemen en bij de andere niet? Welke persoonlijkheidsbestanddelen bepalen deze predispositie? Of is het vooringenomenheid?

Veel later zag ik hoe mijn oudste kind verslingerd raakte aan Tolkien en Rowling en Pratchett. Ik hoopte dat dit voor hem de poort naar de ernstige literatuur zou openen, maar het liep anders. Hij bleef uitsluitend dikke en altijd Engelstalige boeken lezen over zich in parallelle universa afspelende avonturen die allemaal wel op de een of andere manier een doorslag waren van de Ridders van de Ronde Tafel of de Zoektocht naar de Graal of, meer in het algemeen, de eeuwige Strijd tussen Goed en Kwaad – zoveel verschillende verhalen zijn er niet. Samen met veel van zijn generatiegenoten deelde hij voortaan een voorkeur voor het genre dat, enigszins ongeïnspireerd, fantasy wordt genoemd: breed uitgesmeerde verhalen over elementaire menselijke drijfveren die van alle tijden zijn, al dan niet op smaak gebracht met lichtjes homo-erotische vriendschappen en/of platonisch-sensuele onmogelijke liefdes. Computerspelletjes sloten de weg naar highbrow literatuur af. Daar kwamen dan nog eens de zich over talloze afleveringen uitgemolken verfilmingen bij – van In de ban van de ring of Harry Potter – die met hun spectaculaire beeldtaal een dam opwierpen tussen het kind en de brontekst in het bijzonder en alles wat tekst is en dus tijd en geduld vereist in het algemeen.


Zie hier voor een andere versie van dit fragment: https://pascaldigital.blogspot.com/2025/01/boekverhaal-13.html


7631

Gent - 250614


vrijdag 25 juli 2025

boekverhaal 63

In deze rubriek heb ik het over door mij gelezen of in mijn bezit zijnde boeken waar een verhaal aan vasthangt of die iets bijzonders voor mij betekenen.


april 1991

PAARSE FREDDY EN ZWARTE WILLY


In 1991 was het kunstenfestival Europalia gewijd aan Portugal. Ik werkte toen voor het tijdschrift Kunst & Cultuur van het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten, een van de epicentra van het festival – het was dan ook niet meer dan logisch dat we aandacht aan het gastland besteedden. Net toen verscheen Over de bergen van Gerrit Komrij. Ik lustte de knorrige polemist wel en wierp mij op zijn roman.

Met niet onverdeeld genoegen. Om niet te zeggen dat mijn recensie nogal negatief uitviel. (Toen was ik nog argeloos. Nu zou ik mij er niet meer aan wagen om in een publicatie een boek af te kraken. Daar is de ruimte die nog aan literatuur wordt voorbehouden te klein voor geworden.)

Ik had het vooral moeilijk met de manier waarop Komrij autobiografie en fictie in elkaar liet opgaan. Nu is daar op zich niets mis mee, het hoofdpersonage van elke literator is altijd in grote mate de literator zelf. Maar als zijn worp de kenmerken van een afrekening lijkt aan te nemen, dan mag er al iets meer van de literaire kwaliteit van het gebodene worden verwacht.

Ik ben zo vrij even mijn vijfendertig jaar jongere zelf te citeren: ‘Komrij verlaat herhaaldelijk het standpunt van de neutrale verteller dat hij in het begin van het verhaal heeft ingenomen. Hij lijkt meegesleurd door zijn reële ressentimenten.’

Komrij brengt in Over de bergen, via zijn protagonist, slechts één versie van de waarheid naar voren. Uiteraard is de werkelijkheid van een conflict, zoals steeds, genuanceerder dan het relaas van slechts één van de betrokken partijen. In die werkelijkheid – de werkelijkheid die onmiskenbaar de inspiratie heeft geleverd voor deze roman – komt het tot een zich in Portugal voltrekkende frontale botsing tussen twee culturen: die van de vrijgevochten, steedse en openlijk zijn homoseksualiteit belevende Nederlandse inwijkeling enerzijds en het plaatselijke, traditionele en bekrompen katholicisme in een land dat zich nog niet ten volle van decennia van ideologische onderdrukking had hersteld anderzijds.

Lees hier de volledige recensie: https://pascaldigital.blogspot.com/2019/07/gerrit-komrij-over-de-bergen.html

Mijn euvele daad, Komrij negatief recenseren, kreeg een staartje. In de raad van bestuur van het maandblad waarvoor ik werkte, zetelde Freddy de Vree. Deze cultuurpaus van de toenmalige BRT, steevast gehuld in paarse overhemden waarvan de openstaande bovenste knopen wit borsthaar en een gouden kettinkje onthulden, vuurde tijdens de eerste vergadering na het verschijnen van het nummer waarin mijn recensie was afgedrukt vanachter de blikkerende glazen van zijn pilootbril priemende blikken op mij af. Hij mocht Gerrit Gerrit noemen en was er niet van gediend dat dat broekje het zich permitteerde zijn persoonlijke vriend aan te vallen. Het kon maar beter geen tweede keer gebeuren.

De reprimande die ik toen mocht ontvangen vertoonde grote gelijkenis met een incident dat zich kort daarna zou voltrekken: ik had, onder de geinige titel ‘Te veel Raveel’, een overvolle aan de schilder van zwarte vierkanten en Vlaamse koterijen gewijde overzichtstentoonstelling in het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst besproken, zonder mij ervan bewust te zijn dat de strenge meneer die destijds eveneens in die raad van bestuur zetelde, de toenmalige directeur van dat museum was, Willy Van den Bussche, bijgenaamd Zwarte Willy. (Het PMMK vaart tegenwoordig onder de trendy vlag ‘Mu.ZEE’.)

Beide voorvallen hebben mij altijd ver van de macht en de blijkbaar daarbij horende intimidaties doen ophouden. Het hoeft geen betoog dat die weinig assertieve attitude mij windeieren heeft opgeleverd.


Gerrit Komrij, Over de bergen, 1991